Dromen van vrijheid is gebaseerd op de jaren die Truus Huizenga-Kuilman tussen haar 9-de en 12-de jaar doorbracht in drie jappenkampen. Het is fictie in de ik-vorm, maar zo dicht op de huid van Truus als kind geschreven dat ze kan zeggen dat het voor 90% klopt met wat zij tussen begin 1942 en eind 1945 heeft meegemaakt. Hoofdpersoon Marja is gebaseerd op Truus, Marja’s broer Peter op haar oudere broer, Greetje op haar jongere zusje en Robbie op haar kleine broertje. Nettie is gebaseerd op Marja’s nichtje.
Marja is in de kampen inventief in het overleven. Ze ziet veel, teveel voor een kind, maar behalve nare dingen maakt ze ook mooie dingen mee, zoals onderlinge solidariteit en hulp. Het gezin wordt uit elkaar gerukt. Haar vader wordt opgesloten in een krijgsgevangenkamp en haar broer moet naar een mannen- en jongenskamp. Waar die kampen zijn, weten Marja en haar moeder niet. Na jaren vinden de gezinsleden elkaar – getekend door ontberingen – terug.
Truus heeft een positieve, nuchtere kijk op haar kamptijd, ze is wars van sensatie en het gezin van zes personen waarin ze kind was, heeft de oorlog overleefd. Dat maakte het mogelijk om er een jeugdboek (10+) over te schrijven dat de werkelijkheid niet mooier maakt dan die was, zonder loodzwaar te worden. En door consequent vanuit Truus in de figuur van Marja te blijven schrijven, is een synthese bereikt tussen ‘echt gebeurd’ en historische verbeelding, tussen feit en fictie.
Truus en Lieke kennen elkaar van de oecumenische Dominicuskerk in Amsterdam en ontdekten dat ze familie van elkaar zijn via een gemeenschappelijke Groningse voorvader uit de 19-de eeuw. Ze schreven eerst Truus’ eigen verhaal zo precies mogelijk op en daarna op basis daarvan het kinderboek.
Truus beheert ook het familie-oorlogsarchief met authentieke paperassen en spulletjes, alles zorgvuldig gedocumenteerd. Tot eind 2015 zijn voorwerpen daaruit te zien in een vitrine in het Museon te Den Haag. Een aantal voorwerpen daarvan komt voor in Dromen van vrijheid, zoals het kerstkleedje dat Truus in 1944 als kind van tien jaar borduurde in kamp ADEK, toen ze maandenlang ziek op bed moest blijven liggen. En het zelfgemaakte receptenboekje dat haar moeder voor haar verjaardag kreeg op 11 augustus 1945 in kamp Tjideng.
Vanaf begin 2016 vormen deze voorwerpen de kern van een uitgebreidere tentoonstelling rond het boek in het Indisch Herinneringscentrum (Bronbeek) in Arnhem. Aan boek en tentoonstelling is dan een educatief programma gekoppeld voor groep 7 en 8 en de brugklas.